2.3.3.2.9.1 Invoer
De belangrijkste invoer voor het emotieproces bestaat uit stimulusgebeurtenissen (met inbegrip van gedachten) en belangen:
- ‘Stimulusgebeurtenissen’ verwijst zowel naar voorvallen als naar heersende omstandigheden
- Belangen zijn disposities die door het subject bij de transactie worden ingebracht: een voorkeur voor een bepaalde stand van zaken.
Stimulusgebeurtenissen en belangen ontmoeten elkaar bij het vergelijkingsproces. Daar worden:
- De gebeurtenissen vergeleken met de bevredigingscondities van de belangen
- Met ‘gevoeligheden’, disposities om objecten die passend zijn voor belangen-bevrediging te herkennen
- Met disposities om objecten als aversief te herkennen.
Stimulusgebeurtenissen behoren ook tot de invoer voor de regulatieve processen en voor het diagnoseproces:
- Dit gebruikt hun ‘contextuele’ eigenschappen om te kunnen bepalen welke handelingen wel of niet mogelijk zijn
- Daartoe wordt de gehele transactiegeschiedenis - de resultaten van vorige pogingen om met de gebeurtenis om te gaan en andere eerdere ervaringen - gecombineerd met de stimuli van het moment.
Ten slotte beïnvloeden externe stimuli de selectie en de besturing van specifieke, door actietendensen gemotiveerde, handelingen. Of men reageert met vechten, rennen of verstarren hangt af van de ruimtelijke context; of op een indringer met een provocatie of een fysieke aanval wordt gereageerd hangt af van diens ogenschijnlijke kracht of positie.
Meer weten? Zie Invoer etc.