2.4.4.2.1.7 Oudere

Ouderen merken dat hun psychische functiesachteruitgaan. Zo wordt de waarneming met de zintuigen minder, het concentratie- en reactievermogen gaan achteruit, door de verminderde inprentingsmogelijkheden van het geheugen pikt men niet zo snel meer nieuwe informatie op en er kunnen zich veranderingen in het gevoelsleven voordoen. De een wordt zuurder en ontevredener, de ander wordt juist wat relativerender en gemoedelijker. Overigens is de achteruitgang van de psychische functies vaak al lang voor het zestigste jaar ingezet, maar begin je er op deze leeftijd vaak pas echt wat van te merken.

Uiteraard verandert er bij het ouder worden ook veel in lichamelijk opzicht, allerlei verouderingsprocessen zetten zich verder door. Binnen de menswetenschappen is hierbij vooral van belang hoe de oudere dit beleeft. Kan hij (of zij) dit als een normaal gevolg van het verouderingsproces zien dat er nu eenmaal bij hoort of is dit reden voor wanhoop en verzet? Er zullen weinig mensen zijn die het leuk vinden om te merken dat ze in lichamelijk opzicht verouderen, maar op dit punt het gevecht met de natuur aangaan is een strijd die je uiteindelijk verliest. Sommige ouderen voelen zich er echter wel goed bij om dan toch in ieder geval strijdend ten onder te gaan en dat is hun goed recht.

Ook in sociaal opzichtverandert er meestal veel in en rond deze levensfase. De kinderen waren meestal al de deur uit, en daar komt nu bij dat in deze periode meestal ook het arbeidzame leven tot een eind komt, in ieder geval voor zover het betaalde arbeid betreft. Ook al heb je zelf nooit betaald werk gedaan, het feit dat je partner nu ineens zeven dagen per week thuis is is evengoed een grote verandering.

 

[afb. 6.5] = afb. 4.9 niv. 4