2.4.4.2.1.2 Peuter

Wat betreft de cognitieve ontwikkelingbevindt de peuter/kleuter zich in de pre-operationele periode. Dat wil zeggen dat het kind nog niet logisch kan denken, het kan nog geen `logische denkoperaties' uitvoeren. Zo zal het denken dat in een hoog, smal glas meer limonade zit dan in een laag, breed glas, al is het omgekeerde het geval. Ook is het te foppen door het te laten kiezen uit twee rijtjes snoepjes:

 

[hier komt afb. 6.3] = afb. op pagina 83 niv. 4 (heeft geen nummer)

 

De kind in de peuter/kleuterleeftijd zal rijtje twee kiezen, dat is immers langer.

Het kind kan ook nog geen goed onderscheid maken tussen de werkelijkheid en fantasie. In de belevingswereld van het kind kan van alles wat in onze werkelijkheid niet kan. Feeën en heksen bestaan, dieren kunnen praten, stoelen kunnen pijn voelen als je tegen hun poten schopt, Zwarte Pieten kunnen door schoorstenen kruipen, Sinterklaas kan om vier uur in Enkhuizen aankomen op de televisie en om kwart over vier in Zutphen rondlopen, het is allemaal geen probleem. Soms praten ze ook over wat ze 's nachts gedroomd hebben alsof het echt gebeurd is. Kinderen zijn in deze ontwikkelingsfase vaak gek op sprookjes. Sprookjes sluiten perfect aan bij hun belevingswereld. Toch moet je er altijd op bedacht zijn dat zich bij de peuters/kleuters juist door het door elkaar lopen van fantasie en werkelijkheid angsten kunnen ontwikkelen. Dit zijn vaak angsten voor dingen waarvan wij weten dat je er niet bang voor hoeft te zijn, maar voor het kind is de angst heel reëel. (Zie bijv. het verhaal over de krokodil in paragraaf 6.1).

 

Met betrekking tot de sociaal-emotioneleontwikkeling staat in deze fase het ontwikkelen van initiatief op de voorgrond. Het kind is in deze levensfase van nature nieuwsgierig en ondernemend. Wil het kind initiatieven en ondernemingslust kunnen ontwikkelen dan moeten opvoeders deze nieuwsgierigheid accepteren en de behoefte van het kind om dingen te weten en te vragen niet onderdrukken.

Als de ouders vinden dat het kind te veel vraagt, te druk is, te veel zeurt of wanneer ouders juist overbeschermend reageren op initiatieven van het kind kan het kind schuldgevoelens ontwikkelen. Het kind ervaart dan dat de ouders niet blij zijn met zijn ondernemingsdrang maar toch wil hij wel graag dingen ondernemen. Het kan zich hierover vervolgens dus schuldig gaan voelen. Voor de peuter/kleuter zijn de mensen in zijn gezin (ouders, broertjes, zusjes) de belangrijkste anderen in zijn leven, voorzichtig aangevuld met leeftijdgenootjes van de peuterspeelzaal of groep 1 en 2.

 

De taalontwikkelinggaat ondertussen in een hoog tempo verder. In de leeftijd tussen tweeëneenhalf jaar en vijf jaar leert het kind in grote lijnen zijn moedertaal beheersen. In deze fase breidt het kind zijn woordenschat uit (van ruim vierhonderd woorden met tweeëneenhalf jaar tot ruim tweeduizend woorden met vijf jaar), vindt een uitbreiding van gehanteerde begrippen plaats (kleuren, hoeveelheden, tegenstellingen, begrippen die met ruimte en tijd te maken hebben), de zinslengte neemt toe, de gebruikte grammatica wordt ingewikkelder en het kind gaat lidwoorden gebruiken.

 

Eigenlijk geldt voor de ontwikkeling op alle gebieden dat het voor de peuter/kleuter belangrijk is dat hij genoeg kan spelen. Door middel van spel kan een kind nieuwe dingen leren en ontdekken, en oefenen in het toepassen van nieuwe dingen die het geleerd heeft. Maar spel kan ook een rol vervullen bij het verwerken van vervelende gebeurtenissen en het uitleven van wensen en fantasieën van het kind. Juist voor kinderen die in de gezondheidszorg belanden is het dus belangrijk dat zij voldoende gelegenheid krijgen om te spelen.