2.3.3.1.2 Andere voorbeelden
Een paniekstoornis is een probleem dat veel voorkomt en dat samenhangt met spanning(en). Patinten kampen met plotselinge aanvallen van intense angst en ongerustheid die samenhangen met een sterk verlangen om te vluchten. Dit gaat gepaard met onder andere: kortademigheid, hyperventilatie, duizeligheid, tintelingen, zweten, benauwdheid op de borst, tachycardie en hartkloppingen. Deze symptomen worden door patiënten als beangstigend ervaren. Vanuit het gedachtengoed van de verschillende stromingen zijn verschillende verklaringstheorieën over paniekstoornissen ontwikkeld. Afhankelijk van de stroming varieert dus de kijk op de oorzaak en achtergronden van de paniekstoornis:
- Het biologisch model: volgens dit model is de paniekstoornis het gevolg van een pathofysiologische storing. Bij het betreffende individu zijn er verstoringen in de regulatie van een bepaald aspect van neurotransmissie of het neuro-endocriene systeem. Oftewel: op biologisch niveau gaat iets mis in de prikkeloverdracht in het zenuwstelsel of er klopt iets niet in de samenwerking tussen het zenuwstelsel en de hormoonhuishouding.
- Het behavioristisch/leertheoretisch model: volgens dit model is paniek geleerd gedrag. Zo kan dit gedrag bijvoorbeeld via het proces van klassieke conditionering aangeleerd worden: een meisje is bijvoorbeeld regelmatig doodsbang voor de hond van de buurman elke keer dat ze haar achterdeur uitgaat. Ze reageert hierop automatisch met een overdreven waakzaamheid, verhoogde hartslag, snelle ademhaling en een grote wens om te vluchten. Op een gegeven moment brengt ze gelijksoortige lichamelijke reacties in verband met een op handen zijnde dreiging, terwijl de oorspronkelijke dreigende stimulus (de hond) afwezig is. Nu zijn de lichamelijke reacties de stimuli geworden die haar angst en paniek activeren.
- Ook via het principe van de operante conditionering kan paniek aangeleerd worden: stel dat een paniekstoornis iemand in tweede instantie veel aandacht en zorg oplevert, dan kan dit als een bekrachtiging gaan werken voor het optreden van paniekaanvallen.
- Het cognitieve model: volgens het cognitieve model voor paniekstoornissen ligt de oorzaak in de denkwijze en waarneming van de patiënt. Met andere woorden: angst treedt eerder op wanneer de patiënt een gebeurtenis of situatie ten onrechte interpreteert als zeer gevaarlijk en hiermee een onjuiste alarmreactie activeert.
- Het integratief model: dit model combineert de hoofdkenmerken van de biologische, behavioristische en cognitieve theorieën. Volgens dit model wordt paniek veroorzaakt door een complexe interactie tussen deze drie domeinen. Bovendien gaat het ervan uit dat stressvolle gebeurtenissen, een slecht functionerende cognitieve verwerkingsmethode, abnormale gedragsaanpassing en onvolwaardige neurochemische kenmerken (mogelijk door een genetische predispositie) door onderlinge interactie symptomen teweegbrengen.
Meer weten? Zie Voorbeelden