Gedragsverandering en gezondheid

Om ongezond gedrag te veranderen in gezond gedrag moet aan vele voorwaarden worden voldaan. Degene die moet veranderen, dient:
a. zich bewust te zijn van een sterke bedreiging van de eigen gezondheid door ongezond gedrag.
b. te willen (motivatie) en kunnen kiezen voor ander gedrag (beperkt bij verslaving).
c. vertrouwen te hebben in het eigen vermogen om tot verandering te komen (self-efficacy). Dit vertrouwen, of gebrak daaraan, is doorgaans gebaseerd op eerdere ervaringen.
d. te beschikken over de vaardigheden om nieuw gedrag in te zetten, actie- en deelplannen te kunnen maken en zich voor te bereiden op het omgaan met risicosituaties.
e. gezond gedrag moet de groepsnorm zijn.

Om van ongezond tot gezond gedrag te komen doorlopen mensen verschillende fasen. Elke fase stelt zijn eigen eisen aan ondersteuning door gedragsveranderings-protocollen of therapie.
Er zijn diverse modellen (bijv. het I-changemodel)die de bepalende factoren ordenen en die dardoor houvast kunnen bieden bij gedragsverandering. Vaak bepleit men een gefaseerde aanpak:
1. precontemplatiefase;  men is (nog) niet van plan te veranderen of men is zelfs nog niet bewust dat er een probleem is.
2. contemplatiefase; men realiseert zich een probleem te hebben, maar is nog niet toe aan verandering.
3. preparatiefase;. men is van plan te veranderen, maar daarmee nog niet begonnen.
4. actie; .men steekt tijd en energie in het veranderen van de leefstijl en het anders inrichten van de leefwereld.
5. volhouden; het nieuwe gedrag moet men in stand houden, terugval voorkomen of de diverse fasen opnieuw doorlopen.

Naast individuele aspecten spelen ook meer collectieve zaken en rol. Zo kan men de leefomgeving van het inidividu aanpakken m.b.v. social engineering. Men kan daarmee, bijvoorbeeld via wetgeving, gedragsvradering opleggen.