2.4.5.2.3 Typologieen

Het is niet mogelijk gebleken om alle menselijke persoonlijkheden in te delen in maar een beperkt aantal categorieën. Zulke pogingen zijn wel veel gedaan, door het opstellen van zogenaamde typologieën. Zo onderscheidde Hippocrates (400 jaar voor Christus) al vier typen persoonlijkheden. Hij ging ervan uit dat er een verband bestaat tussen de menging van bepaalde lichaamsvochten en het temperament van een mens. Bij ieder van de vier typen mensen overheerst één van de volgende lichaamsvochten: het bloed (sanguis), het slijm (flegma), de gal (chole) of de zwarte gal (melan chole). Dit levert volgens Hippocrates de volgende typen mensen op:
 
- het sanguïstische type: opgewekt, beweeglijk, actief
 
- het cholerische type: opvliegend, prikkelbaar, onberekenbaar
 
- het melancholische type: somber, traag, zwaar op de hand
 
- het flegmatische type: gelijkmatig, nuchter, kalm, bedachtzaam.
 
En hoewel woorden als melancholisch en flegmatisch nog steeds voorkomen binnen onze taal is het idee dat je ieder mens in één van deze vier hokjes kunt plaatsen allang losgelaten. Na Hippocrates zijn nog vele andere typologieën beschreven, maar voor al deze typologieën geldt dat ze een te simpele beschrijving van de werkelijkheid geven doordat ze de oneindige variatie aan persoonlijkheden terug proberen te brengen tot slechts een paar categorieën. 
 
Een benadering die op een genuanceerde manier menselijke persoonlijkheden in kaart probeert te brengen is de zogenaamde traitsbenadering. 'Traits' zijn persoonlijkheidstrekjes oftewel persoonlijkheidseigenschappen. Dus 'eerlijkheid' of 'prikkelbaarheid' zijn voorbeelden van traits. De hamvraag binnen de traitsbenadering is met behulp van hoeveel en welke traits je alle menselijke persoonlijkheden kunt beschrijven. Zo stelde Cattel dat je 16 traits nodig hebt om de menselijke persoonlijkheid in kaart te brengen, terwijl Eysenck maar twee dimensies (traits) aan de menselijke persoonlijkheid onderscheidde.
 
De laatste jaren doet de 'Big Five' theorie opgang. Persoonlijkheidspsychologen worden het er meer en meer over eens dat de vijf traits die in deze theorie naar voren komen geschikt zijn om alle menselijke persoonlijkheden in kaart te brengen (John, 1990). Deze vijf traits zijn opgespoord door met behulp van een statistische techniek (factoranalyse) te onderzoeken hoe je de grote hoeveelheid informatie die persoonlijkheidstests opleveren het beste kunt ordenen. Hieruit komt naar voren dat je alle informatie over menselijke persoonlijkheden terug kunt voeren op vijf onderliggende factoren, vijf traits die gezamenlijk alle variatie in menselijke persoonlijkheden kunnen beschrijven.
 
Wat zijn nu de 'Big Five'? In onderstaande tabel worden ze genoemd en wordt bovendien een aantal kenmerken genoemd bij een hoge of juist lage score op het betreffende aspect.
 
 
 
 
 
TRAITS KENMERKEN
 
1. Extraversie Hoog: spraakzaam, assertief, vlot
 
Laag: rustig, bescheiden, teruggetrokken
 
 
 
2. Warmte Hoog: vriendelijk, hartelijk, warm
 
Laag: hard, koud, onvriendelijk
 
 
 
3. Nauwgezetheid Hoog: ordelijk, efficiënt, betrouwbaar
 
Laag: slordig, nonchalant, onverantwoordelijk
 
 
 
4. Stabiliteit Hoog: kalm, niet geëmotioneerd, stabiel
 
Laag: gespannen, emotioneel, angstig
 
 
 
5. Openheid Hoog: brede belangstelling, fantasierijk, origineel
 
Laag: weinig belangstelling, bekrompen, conventioneel
 
 
Ieder mens bezit ieder van deze trekken in meerdere of mindere mate. Hierdoor ontstaat een oneindig aantal variatiemogelijkheden, waarmee je dus het oneindig aantal mogelijke menselijke persoonlijkheden in kaart kunt brengen. In opdracht 9 ga je hiermee aan de slag door je eigen persoonlijkheid aan de hand van de big five in kaart te brengen.