2.4.4.2.3 Moraliteit

Onder morele ontwikkeling verstaat men de ontwikkeling van het geweten, van het besef van goed en kwaad. Men veronderstelt dat de morele ontwikkeling via bepaalde stadia verloopt in een vaste volgorde.
 
Hoe doe ik dat? 
  1. U onderscheidt het pre-conventionele stadium; hierbij laat het kind (of de volwassene) zich leiden door wat de consequenties van het gedrag zijn. Gedrag dat straf oplevert is fout, gedrag dat beloning oplevert is goed. Als je dus niet 'gepakt' wordt voor bepaald gedrag is er niets aan de hand. Het kind is hierbij egocentrisch georiënteerd, het kind kijkt er hierbij puur naar of zijn gedrag voor hemzelf positieve of negatieve gevolgen heeft
  2. U onderscheidt het conventionele stadium; hierbij neemt men de regels en wetten van de samenleving en de (verwachte) oordeelen van anderen als uitgangspunt voor het oordeel over goed en kwaad. Men onderwerpt zich aan de heersende normen. Als in de wet staat dat drugsgebruik verboden is dan is dat dus slecht
  3. U onderscheidt het postconventionele stadium; hierbij zijn de eigen ethische principes het uitgangspunt. Deze persoonlijke ethische principes kunnen tot andere oordelen en besluiten leiden dan wat de wet voorschrijft of wat maatschappelijke oordelen zijn over goed of slecht. Het volgen van de eigen ethische principes is voor degenen die zich in het postconventionele stadium bevinden belangrijk om hun zelfrespect te bewaren.
Kohlberg onderzocht het niveau van morele ontwikkeling door mensen situaties voor te leggen en hen te vragen wat zij in dit geval een goede of foute manier van handelen zouden vinden. Hierbij werd het niveau van moreel functioneren niet bepaald door het feit of mensen bepaalde acties goed- of juist afkeurden, maar door hun argumentatie hierbij.
 
 
 
Voorbeeld:
 
'Een vrouw lijdt aan kanker en zal onherroepelijk sterven indien zij een bepaald geneesmiddel niet toegediend krijgt. De apotheker vraagt aan haar man een bedrag van 2000 dollar voor dit geneesmiddel. Deze prijs is tien keer zo hoog als de kostprijs. De man probeert geld te lenen maar kan maar de helft van het geld bij elkaar krijgen. Hij vroeg de apotheker hem het geneesmiddel voor duizend dollar te verkopen, of nu de duizend dollar aan te nemen terwijl hij de rest later zou betalen. De apotheker weigert dit. Uiteindelijk breekt de man ten einde raad bij de apotheker in om het geneesmiddel te stelen. Mag de man dit doen? Waarom wel/niet?'
 
 
 
Antwoorden die passen bij het preconventionele stadium:
 
Ja, hij mag dit doen als hij maar zorgt dat hij niet gepakt wordt.
 
Nee, want hij zou gepakt kunnen worden en in de gevangenis terechtkomen.
 
 
 
Antwoorden die passen bij het conventionele stadium:
 
Ja, hij mag dit doen want de apotheker overtreedt de wet door woekerprijzen te vragen.
 
Nee, hij mag dit niet doen want stelen is verboden.
 
 
 
Antwoorden die passen bij het postconventionele stadium:
 
Ja, hij mag dit doen want voor mij weegt het behoud van leven zwaarder dan diefstal.
 
Nee, een bepaalde situatie kan voor mij het stelen niet rechtvaardigen, stelen doe je uit principe niet.
 
 
 
Volgens Kohlberg past het preconventionel stadium van morele ontwikkeling bij de fase van het concreet operationele denken en het conventionele en postconventionele stadium bij de fase van het formeel operationele denken. Volgens andere onderzoekers is het formele denken alleen voorwaarde voor het postconventionele niveau van morele ontwikkeling.
 
Het cognitief ontwikkelingsniveau fungeert hierbij als noodzakelijke voorwaarde voor de onderliggende redeneringen in het betreffende morele stadium. Als prikkel voor de overgang naar een hoger stadium van morele ontwikkeling kunnen volgens Kohlberg morele conflicten dienen. Neem bijvoorbeeld de volgende situatie: 'Jantje zit in de tuin van boer Bert en vindt tussen de struiken een mooie duif, gevangen in een net en bijna dood van uitputting. De duif kan ieder moment sterven. Doet Jantje er goed aan om in de schuur van boer Bert, die niet thuis is, wat graan te halen om het aan de duif te geven? Boer Bert heeft Jantje verboden de schuur binnen te gaan.' Dit probleem zou geschikt zijn om aan een groep kinderen op de basisschool voor te leggen. Mark zou dan kunnen zeggen: "Jantje mag het graan niet uit de schuur halen, want dan is hij ongehoorzaam en zal worden gestraft." Jeroen zegt: "Jantje mag wel het graan halen, boer Bert zal begrijpen dat hij het goed bedoelt omdat hij het leven van de duif wil redden". Hierdoor komt Mark in conflict: hij ervaart een tegenstelling tussen zijn eigen standpunt (dat past bij stadium 1) en het standpunt van Jeroen, dat past bij stadium 2. Deze tegenstellingservaring kan voor Mark een uitdaging betekenen tot ontwikkeling naar een hoger niveau om de discrepantie op te lossen. De meest optimale situatie hierbij is wanneer het kind geconfronteerd wordt met motiveringen die juist boven het eigen stadium liggen. Op deze manier kunnen morele conflicten bij kinderen maar ook bij volwassenen de overgang naar een hoger stadium van morele ontwikkeling bevorderen.
 
De volgorde van de stadia van de morele ontwikkeling ligt vast, maar volgens Kohlberg bereikt lang niet iedereen het hoogste niveau van morele ontwikkeling. Ook komt uit later onderzoek naar voren dat mensen wellicht op verschillende morele niveaus kunnen opereren, afhankelijk van de situatie waarin ze zich bevinden. Zo kunnen mensen wat betreft de toepassing van de doodstraf heel duidelijke eigen ethische principes hebben, en hiermee op niveau 3 van de morele ontwikkeling functioneren. Maar misschien dat diezelfde mensen zich bij het bepalen van hun snelheid in de auto of het bij invullen van hun belastingformulier puur laten leiden door de kans op een bekeuring of de 'pakkans' bij de belasting. Hiermee functioneren ze in deze situaties op niveau 1 van de morele ontwikkeling.