2.2.3.5 Stoornissen
Naast alledaagse, kleine foutjes in de psychische funties bestaan er ook stoornissen die als pathologisch worden gezien. Hoewel sprake is van afwijkend gedrag, komen deze stoornissen relatief vaak voor. Maar ook wanneer mensen geconfronteerd worden met een of andere vorm van bedreiging geeft dit vaak psychische reacties waarbij sprake kan zijn van een verstoring van de 'normale' werking van psychische functies.
Waarnemen:
- Illusie verwijst naar iets waarnemen maar daaraan een andere betekenis geven dan 'normaal'. Bij een illusie is dus sprake van een vertekende waarneming, in je waarneming vervorm je de werkelijkheid. Voorbeeld: Je loopt 's avonds alleen door het park, je bent een beetje angstig. Plotseling zie je een man staan achter een bosje. Je schrikt. Even later blijkt het een boompje te zijn
- Hallucinatie; e neemt iets waar wat er in werkelijkheid helemaal niet is. Bij een illusie is er sprake van het vervormd waarnemen van de werkelijkheid, bij een hallucinatie is er in werkelijkheid helemaal niks maar je neemt het toch waar. Hallucinaties kunnen zich bij alle zintuigen voordoen. Voor mensen die hallucineren zijn de hallucinaties net zo echt als de werkelijkheid. Hallucinaties zijn dus gewaarwordingen die met een grote stelligheid worden waargenomen. Voorbeeld: Peter loopt te praten tegen een vriendin, die in zijn beleving naast hem loopt. Hij hoort haar praten en houdt haar hand vast en kijkt haar van tijd tot tijd aan. Voor andere mensen is er echter buiten Peter niemand te zien of te horen.
Geheugen
- Inprentingsstoornis; bij inprentingsstoornissen is er sprake van een onvermogen om nieuwe informatie op te nemen in het geheugen. Informatie gaat als het ware het ene oor in en het andere oor weer uit. Het leren van nieuwe dingen is natuurlijk erg moeilijk als je last hebt van inprentingsstoornissen. Het lukt niet om nieuwe informatie te onthouden.
- Geheugenstoornis; Bij een geheugenstoornis is er sprake van een stoornis in het bewaren (onthouden) van informatie en/of het reproduceren (herinneren) hiervan. Bij een geheugenstoornis is dus sprake van geheugenverlies: de betreffende informatie is ooit wel ingeprent in het geheugen maar vervolgens is er iets mis gegaan met het bewaren van deze informatie. Of de informatie is op zich wel bewaard gebleven maar kan niet meer gereproduceerd worden, de persoon kan zich deze informatie niet meer herinneren.
- Confabulatie; Het zelf opvullen van `gaten' in het geheugen met verzinsels noemen we confabuleren. Ten gevolge van bijvoorbeeld vergeetachtigheid, die iemand niet wil laten merken verzint hij de ontbrekende delen in het verhaal. Confabuleren is dus wat anders dan liegen. Als je liegt dan weet je heel goed dat de waarheid 'A' is maar je zegt 'B'. Bij confabuleren weet je niet (meer) wat de waarheid was en je zegt 'B'.
Oriëntatie:
- Desoriëntatie in tijd, plaats en persoon. Mensen die gedesoriënteerd zijn in tijd weten niet wat voor dag het is, wat voor tijd van de dag het is of soms zelfs niet in wat voor jaar we (ongeveer) leven of wat voor seizoen het is. Ze zijn als het ware hun gevoel voor tijd kwijt. Als je een half uurtje met ze zit te praten en je vraagt ze hoe lang het gesprek volgens hen al duurt dan hebben ze daar geen idee van. Mensen die gedesoriënteerd zijn in plaats weten vaak niet waar ze zijn. Ze kunnen ook hun weg van de ene naar de andere plek niet vinden, ze verdwalen voortdurend. Mensen die gedesoriënteerd zijn in persoon herkennen andere mensen niet. Ze weten niet (meer) wie de mensen in hun omgeving zijn. Soms herkennen ze ook zichzelf niet meer. Gedesoriënteerd zijn komt voor in verschillende situaties. Bijvoorbeeld na een narcose, bij mensen met dementie, bij bepaald drugsgebruik of na een ernstig ongeluk of een schokkende ervaring. Oriëntatiestoornissen komen vaak voor in samenhang met andere psychische stoornissen, bijvoorbeeld stoornissen op het terrein van geheugen, denken en waarnemen.
Denken:
- Waan; Wanen zijn ziekelijke denkbeelden die niet berusten op concrete waarnemingen of gebeurtenissen maar waarvan men wel stellig overtuigd is. Er bestaan verschillende soorten wanen, bijvoorbeeld: paranoïde wanen (dit zijn wanen waarbij achterdocht een grote rol speelt): mensen denken bijvoorbeeld dat ze voortdurend achtervolgd worden, of dat er voortdurend geprobeerd wordt om hen te vergiftigen; grootheidswanen: bijvoorbeeld denken dat je de zoon van God bent die op de aarde is om de mensheid te redden; armoedewaan: vanuit een sombere stemming denken dat je verantwoordelijk gesteld zult worden voor alle kosten die je maakt. Mensen met een dergelijke waan durven bijvoorbeeld geen hap te eten omdat ze bang zijn dit niet te kunnen betalen.; zondewaan: de gedachte dat je voor eeuwig verloren bent omdat je denkt geen vergeving voor je zonden te kunnen verkrijgen. Mensen met een dergelijke waan denken dat er voor hen geen genade is en dat zij dus eeuwig zullen moeten boeten. Hoe zwaar mensen onder dergelijke wanen kunnen lijden blijkt uit het feit dat deze mensen zichzelf nogal eens bij voorbaat straffen door zich op een gewelddadige manier om het leven te brengen.
- Dwanggedachte; Een dwanggedachte is een gedachte waarvan men zich niet kan losmaken. Men kan steeds maar aan één ding denken. Dat kan dan bijvoorbeeld de kwellende gedachte zijn: "Ik maak er een eind aan". Mensen kunnen een dergelijke gedachte dan niet van zich afzetten.
- Onsamenhangend en versneld denken; Hierbij flitst het denken van de ene naar de andere gedachte en gaat van de hak op de tak. Elke logica in de manier van denken is verdwenen en er is geen touw meer aan vast te knopen. Vaak slaat iemand met een dergelijke denkstoornis wartaal uit omdat hij precies zegt wat hij denkt.
Wil/motivatie:
- Ambivalentie; Ambivalentie wil zeggen dat je tegelijkertijd twee dingen wil die niet met elkaar te verenigen zijn. Je wil dit en je wilt ook dat maar die twee dingen kunnen niet allebei waardoor je moeilijk een besluit kunt nemen. Deze besluiteloosheid kan ziekelijke vormen aannemen waardoor iemand uiteindelijk tot niets meer komt.
- Apraxie; Een stoornis in het handelen veroorzaakt door een hersenbeschadiging, zonder dat er hierbij sprake is van verlammingen. Een voorbeeld van een apraxie is de kledingapraxie; het lukt mensen niet om zichzelf aan te kleden hoewel ze hier motorisch gezien op zich wel toe in staat zijn. Het probleem bij een apraxie is dat de hersenen geen goed plan aanleveren om de handelingen uit te voeren. Mensen weten bij een kledingapraxie bijvoorbeeld niet in welke volgorde ze hun kledingstukken aan moeten trekken.
Bewegingsarmoede en bewegingsonrust
- Bij bewegingsarmoede is sprake van uiterst moeizaam verlopende bewegingen. Het aantal bewegingen wordt tot een absuluut minimum beperkt. Het kan zelfs zover gaan dat iemand niet of nauwelijks meer tot bewegen in staat is.
- Bij bewegingsonrust is er juist sprake van heel veel bewegingen. Mensen kunnen bijvoorbeeld vanuit angst- of paniekgevoelens gaan rondrennen als 'een kip zonder kop' zonder ergens rust te vinden. Of mensen hebben een grote neiging om voortdurend van alles te doen zonder dit af te kunnen remmen.
- Dranghandelingen; Dranghandelingen zijn handelingen die iemand niet of nauwelijks na kan laten. Bekende dranghandelingen zijn kleptomanie, pyromanie en exhibitionisme. Mensen worden dan gedreven om iets te stelen, iets in brand te steken of hun geslachtsdelen te laten zien.
- Dwanghandelingen; Dwanghandelingen zijn handelingen die iemand, hoewel hij het vaak niet wil, móet doen. Bij dwanghandelingen gaat het om het uitvoeren van op zichzelf volstrekt zinloze, vele malen herhaalde handelingen. Men staat bijvoorbeeld dertig keer per dag onder de douche om zich te wassen. Of men móet altijd het aantal traptreden tellen, of steeds weer de handen wassen of bepaalde voorwerpen aanraken. Sommige mensen hebben een heel dagprogramma van dwanghandelingen dat afgewerkt moet worden.
- Ook automutilatie kan als een vorm van een dwanghandeling gezien worden. Bij automutilatie is sprake van zelfverwondend gedrag. Mensen kunnen zichzelf hierbij zeer ernstig beschadigen.
Agressief gedrag
- In bepaalde situaties is het heel logisch en soms zelfs ook heel nuttig dat je agressief gedrag vertoont. Het vertonen van agressief gedrag kan echter ook de vorm van een stoornis aannemen. Dit is het geval wanneer het agressieve gedrag in geen enkele verhouding staat met de aanleiding tot het agressieve gedrag (als er al een aanleiding is) en wanneer het agressieve gedrag tegen de wil van de persoon optreedt. Iemand die een sigarenhandelaar in elkaar slaat omdat het sigarettenmerk waar hij om vroeg uitverkocht was en zich hier dus niet in kan beheersen (terwijl hij dit eigenlijk wel zou willen) heeft een stoornis voor wat betreft het omgaan met zijn agressie.
Gevoelens:
- Stemmingslabiliteit; Zonder dat hier een duidelijke aanleiding voor is verandert de stemming van bijvoorbeeld heel opgewekt in heel somber. Dit komt vaak voor maar wanneer is niet te voorspellen.
- Manische stemmingswisselingen; Ook wanneer iemand een manische periode doormaakt kan zijn stemming erg snel wisselen. Iemand die manisch is voelt zich over het algemeen erg goed. Manische mensen vertonen vaak zeer druk gedrag, ze hebben het gevoel te bruisen van energie en dadendrang. De stemming van een manisch persoon is een merkwaardig mengsel van opgewektheid en ontstemming met prikkelbaarheid. Vandaar dat er maar weinig voor nodig is om alle vrolijkheid te doen omslaan in een woedende toestand waarbij achterdocht en agressie oplaaien. Maar ook dat laatste is dan maar van korte duur.
- Depressieve stoornissen; Bij depressieve stoornissen is er sprake van een gevoel van somberheid waarin een ander zich niet kan verplaatsen, het is niet invoelbaar en te begrijpen. Ook door de betrokken persoon zelf kan dat zo ervaren worden. Het gaat dus veel verder dan verdriet of in de put zitten.
- Affectieve vervlakking; Hierbij lijken mensen emotioneel wel afgestompt, omdat ze nergens meer met blijdschap of verdriet op reageren, of alleen maar heel oppervlakkig. Als je last hebt van affectieve vervlakking voel je dus niet zo veel meer, je reageert overal heel mat op.
- Fobie; Dit is een angst die in geen enkele verhouding staat met de aanleiding tot de angst. De angst is hierbij gekoppeld aan een bepaald object. Er is sprake van een situatie die op zich niet gevaarlijk is en toch is men panisch van angst, bijvoorbeeld bij het zien van een muis.
Taal:
- Dyslexie; Dyslexie wordt vaak woordblindheid genoemd. Bij dyslexie gaat het om kinderen met een normale intelligentie die toch een achterstand met lezen hebben terwijl daarvoor geen aanwijsbare oorzaken lijken te zijn.
- Afasie; Bij afasie is sprake van een taalstoornis ten gevolge van een hersenbeschadiging. Mensen met afasie kunnen vooral moeite hebben met het begrijpen van taal of vooral met het zelf gebruiken van taal. Meestal zie je een mengvorm waarbij zowel het begrijpen als het gebruiken van taal problemen geeft.
Intelligentie:
- Verstandelijke handicap; verstandelijke handicap is een stoornis die kan ontstaan door een chromosomenafwijking of ten gevolge van complicaties bij de geboorte of door ziekten. De ernst van de verstandelijke handicap kan verschillen. Er wordt hierbij gesproken van licht verstandelijk gehandicapte, matig en zwaar verstandelijk gehandicapte mensen. Hoe groter de mate waarin de intelligentie gestoord is (dus hoe ernstiger de verstandelijke handicap) hoe minder iemand in staat zal zijn om voor zichzelf te leren zorgen.
Bewustzijn
- Bewustzijnsvernauwing; Dit treedt op als we sterk in beslag genomen zijn door iets en al onze gedachten en interesses op één ding zijn gericht. Iemand zit naar een spannende film op de tv te kijken en hoort de bel niet of hoort niet dat hem iets gevraagd wordt of ruikt niet dat de melk overkookt. Meestal is hierbij geen sprake van een echte stoornis in het bewustzijnsniveau.
- Verlaagd bewustzijn; Een verlaagd bewustzijn lijkt wel wat op een bewustzijnsvernauwing alleen is nu het bewustzijn in alle opzichten een beetje vaag. Mensen zijn er als het ware niet helemaal bij. Je ziet dit bijvoorbeeld bij mensen die een heel schokkende ervaring meegemaakt hebben, ze zijn als het ware een beetje verdoofd. Maar ook als gevolg van een hersenschudding, een hersenbloeding of gebruik van medicijnen kan een verlaagd bewustzijn voorkomen.
- Beneveld bewustzijn; Bij een beneveld bewustzijn (ook wel somnolentie genoemd) is het bewustzijn sterk gedaald. In deze toestand zijn mensen nog wel in staat om te reageren, zij het met enige moeite. Ze reageren vaak alleen nog als je iets tegen ze zegt, anders zakken ze zo weer weg. Ook hier kan sprake zijn van een ernstige psychische schok, een hersenaandoening of medicijngebruik.
- Soporeus bewustzijn; Hierbij is sprake van een bewustzijnsdaling die gaat tot aan totale bewusteloosheid. Dit wordt ook wel een subcoma genoemd. Mensen zijn dus nog net niet in coma maar zitten hier wel dicht tegenaan. Een soporeus bewustzijn zie je bijvoorbeeld bij allerlei hersenaandoeningen maar ook bij patiënten met suikerziekte bij een ernstige ontregeling van hun bloedsuikergehalte.
- Coma; Van een coma spreken we in het geval van totale bewusteloosheid. De persoon is niet meer in staat om op prikkels te reageren. Vaak werkt er nog wel een aantal reflexen maar dikwijls op een beperkte en/of verstoorde manier. In geval van een diep coma vertoont de patiënt ook na toediening van sterke pijnprikkels geen enkele reactie meer.
Het is, juist ook in het geval van stoornissen in de psychische functies, van groot belang in de observatie en rapportage zo nauwkeurig mogelijk de waargenomen feiten te omschrijven en heel zorgvuldig om te gaan met het interpreteren van deze feiten. Het onderscheid tussen wat een (normale) verstoring is en wat een (abnormale) stoornis is immers niet altijd even makkelijk te maken is. Tussen een 'normale' verstoring en een 'abnormale' stoornis ligt een heel grijs gebied van grensgevallen en gedrag is sterk contextafhankelijk.
Meer weten? Zie Functieleer