2.2.2.8.2.2.2 Trias

De PD-theorie onderscheidt een trias van eenheden die samen de menselijke psyche of persoonlijkheid vormen: 
  1. In het id (een onbewuste laag van de persoonlijkheid) zitten al onze wensen en verlangens (onze `driften', dus alles wat ons drijft). Als je het id z'n gang liet gaan deed je op ieder moment alles waar je zin in had, zoals blijkt uit enkele voorbeelden. Het zou al met al een behoorlijke puinhoop worden als ieder mens alleen maar vanuit zijn id gestuurd werd. 
  2. Het gedeelte van de persoonlijkheid dat haaks staat op het id is het superego. Het superego kun je beschouwen als ons geweten. In het superego zit allemaal informatie over wat wel en niet mag, over hoe het wel en niet hoort en over hoe we ons eigenlijk zouden moeten/willen gedragen.
  3. Het derde deel van de persoonlijkheid is het ego. Dit is wat Freud eigenlijk ons `ik' noemt. Dit ego heeft de taak om als een soort scheidsrechter op te treden tussen de wensen/verlangens vanuit het id en de regels over wat wel en niet mag vanuit het superego. Het ego bepaalt wat je uiteindelijk doet.

 

Wanneer een kind geboren wordt heeft het hiervan eigenlijk alleen nog maar het id. Het id functioneert vanuit het lustprincipe, het kind is niet in staat zijn behoeftebevrediging uit te stellen. Dit is ook terug te zien in het gedrag van het kind: op ieder moment uit het zijn behoeften en verlangens, en wil ook graag dat deze behoeften en verlangens onmiddellijk bevredigd worden. Onder invloed van het feit dat niet iedere behoefte van het kind onmiddellijk bevredigd wordt begint al tijdens het eerste levensjaar het ego zich te ontwikkelen. Het ego functioneert vanuit het realiteitsprincipe. Dit wil zeggen dat het ego ernaar streeft de spanning te hanteren die ontstaat uit de tegenstelling tussen de wensen vanuit het id en eisen of mogelijkheden vanuit de realiteit. Op deze manier leert het kind dat je niet op ieder moment alles kunt krijgen wat je wilt. Weer later ontstaat dan het superego, dat de gewetensfunctie vervult. Het superego ontstaat zo rond het vijfde levensjaar. Doordat het kind zich identificeert met de ouders gaat het de waarden en normen van de ouders overnemen. In feite is het superego van het kind een soort spiegelgeweten, de inhoud van zijn superego is een soort afspiegeling van de waarden en normen die de ouders het kind voorhouden. In de puberteit wordt dit spiegelgeweten door de puber tegen het licht gehouden en zal de puber zijn eigen superego gaan ontwikkelen. (zie ook puberteit)