2.2.2.8.2.2.4 Overdracht

Onder overdracht verstaaat men het verschijnsel dat bijv. tijdens de behandeling van patiënten allerlei emoties uit het verleden die tijdens de behandeling naar boven komen, worden 'uitgeleefd' op de behandelaar (dus in het hier en nu). Dus bijvoorbeeld de verdrongen woede die eigenlijk bij een oudere broer thuishoort wordt gericht op de behandelaar. De cliënt is zich van deze verschuiving niet bewust, hij is écht boos op de therapeut.
Het is goed je te realiseren dat zich in alle relaties ook overdrachtsverschijnselen kunnen voordoen.
 
Hoe doe ik dat?
Het kan voorkomen dat de reactie van een zorgvrager op jou niets met jou of jouw gedrag te maken heeft, maar met iets uit het verleden van die zorgvrager. Als je een zorgvrager helpt met wassen, aankleden en eten kan dit hem onbewust herinneren aan de manier waarop hij vroeger door zijn moeder verzorgd werd en kun je dus ook enkele bijbehorende gevoelens voor die moeder over je heen krijgen. Dit kunnen zowel heel positieve als heel negatieve gevoelens zijn, die eigenlijk niet zozeer met jou te maken hebben maar die wel op jou gericht worden.
Omgekeerd bestaat er ook tegenoverdracht. Dit wil zeggen dat jij emoties uit je verleden een rol laat spelen in het contact met de zorgvrager in het hier en nu. Dit kan te maken hebben met onvervulde behoeften of frustraties uit je eigen leven. Stel, je hebt altijd heel weinig liefde van je vader gehad. Het kan gebeuren dat je dan ontzettend veel zorg gaat besteden aan een wat oudere, mannelijke zorgvrager in de hoop van deze man (die je onbewust aan je vader doet denken) alsnog de aandacht te krijgen die je bij je vader zo gemist hebt.
Of stel je voor dat je zelf ooit aangerand bent. In de hulpverlening aan slachtoffers van aanranding of verkrachting ben je ontzettend fanatiek. Je dringt er bij alle slachtoffers heel sterk op aan dat ze toch vooral aangifte moeten doen (waardoor er voor hen eigenlijk geen keus meer is) en je denkt je cliënten te helpen door je in de begeleidingsgesprekken vreselijk boos te maken op de mannen die je cliënten belaagd hebben. In een dergelijke situatie ben je als hulpverlener meer met je eigen probleem bezig dan met dat van je cliënten. Je bent niet in staat voldoende afstand te nemen om een objectieve hulpverlening te garanderen. Ook in deze situatie is sprake van tegenoverdracht.
Bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat het belangrijk is om binnen de verpleegkundige hulpverlening overdracht en tegenoverdracht te (kunnen) herkennen. Dit is niet altijd even eenvoudig, want veel (tegen)overdracht speelt zich op een onbewust niveau af. Je zult dus heel bewust moeten reflecteren op wat er tussen jou en hulpvragers gebeurt en hierover zowel voor als na je diplomering van gedachten moeten wisselen met collega's en begeleiders. Alleen zo voorkom je dat jij en de zorgvragers slachtoffer worden van jouw blinde vlekken.