2.5.2.3.2..4 Lichaam

Bij het waarnemen van lichamelijke sensaties, symptoomperceptie, zijn dezelfde processen betrokken als bij de perceptie van de omgeving. Wat men ervaart, is niet louter een registratie van fysiologische processen, maar komt tot stand op grond van selectie en toekenning van betekenis. Zo ontstaan klachten pas wanneer lichamelijke sensaties als afwijkend worden waargenomen. Aandacht voor die sensaties en bepaalde stimuluskenmerken zoals sterkte, variatie en contrast zijn van invloed op het al of niet opmerken van een lichamelijke sensatie. Of men vervolgens aan zo’n lichamelijke sensatie ook de betekenis van klacht of symptoom toekent, is afhankelijk van iemands opvattingen en ideeën over deze sensatie. Ten slotte bepaalt de betekenis die de patiënt en zijn of haar omgeving aan de klachten toekennen of, en zo ja, aan wie een hulpvraag gesteld wordt. Is de sensatie bijvoorbeeld onaangenaam (pijn), belemmert deze het dagelijks functioneren (moeite met lopen) of maakt men zich er zorgen over (iets ernstigs)?