Universele factoren

Universele factoren

Psychotherapie werkt, dat staat inmiddels wel vast. Het werkt beter dan helemaal niets doen. Maar wát werkt er dan bij psychotherapie?

Er zijn diverse vormen van psychotherapie, schattingen lopen uiteen van 250 tot 430 verschillende soorten. Ook zijn er diverse psychotherapiescholen, zoals o.a. psycho-analyse, (cognitieve) gedragstherapie, systeemtherapie, cliënt-centered therapie, etc.. 

Binnen het wetenschappelijk veld en onderzoek bestaan er al jarenlang discussies over welke therapie nu het beste is voor welke soort klacht. Elke school probeert ook middels wetenschappelijk onderzoek te 'bewijzen' dat zijn therapie het beste werkt. Het is een discussie die (nog) niet is uitgedoofd en wellicht tot in de lengte der dagen zal duren. 

Waar alle scholen het wél over eens zijn is dat er ook zoiets bestaat als universele therapiefactoren. Hiermee worden die factoren bedoeld die gemeenschappelijk voorkomen in alle vormen van psychotherapie.

 

ROSENZWEIG

De eerste die het had over universele factoren was Saul Rosenzweig in 1934. Het artikel werd opnieuw geplubiceerd in 2002. Het volledige artikel is terug te vinden de volgende link: Rosenzweig 2002 . 

Volgens Rosenzweig verklaarden vooral de universele factoren het effect van psychotherapie. Hij ging er dan ook vanuit dat verschillende psychotherapieën allemaal tot gelijkwaardige effecten leiden.

 In zijn artikel verwees hij naar de uitspraak van de Dodo-bird van Alice in Wonderland van Lewis Carroll. Alle dieren hadden een hardloopwedstrijd gedaan en de Dodo-bird moest bepalen wie er gewonnen had. De Dodo-bird verklaarde dat iedereen gewonnen had en dat allen prijzen verdienden.

Zo vond ook Rosenzweig dat alle therapieën gelijkwaardig zijn. Het staat bekend als 'the dodo-verdict'.  

Hieronder de illustratie van Sir John Tenniel in Alice In Wonderland:

 

“At last the Dodo said, ‘Everybody has won, and all must have prizes’.”      

 

FRANK

Een tweede bepangrijke speler was Jerome Frank. In zijn boek 'Persuasion & Healing' uit 1961 maakt hij een vergelijkende studie tussen verschillende vormen van psychotherapie.

Volgens Frank is vooral de structuur van een behandeling belangrijk. Hij was van mening dat er eenzelfde patroon is van behandeling, waar ter wereld je ook aanklopt bij een 'mental healer'.

Er zijn 4 ingrediënten die bij een dergelijke behandeling een rol spelen. Je moet allereerst een persoon hebben die lijdt onder psychische klachten en een genezer hebben die vertrouwen inboezemt. Vervolgens moet deze genezer in staat zijn een voor de cliënt geloofwaardige verklaring te geven voor de klachten. Vervolgens moeten er een aantal handelingen of procedures gevolgd worden in een vaste context en voilá de cliënt is weer beter.

Frank heeft het over de 4 R's:

  1. Relatie (tussen cliënt en genezer)
  2. Rationale (voor de klachten)
  3. Rituelen (om de klachten te verhelpen)
  4. Ruimte (of context / setting waarbinnen gewerkt wordt.

Van dezelfde Frank komt ook Demoralisatieprincipe:

Demoralisatieprincipe

Een persoon die in behandeling komt is gedemoraliseerd, doel van behandeling is het bestrijden van deze demoralisatie. Middelen hiertoe zijn het versterken van de therapeutische relatie, het creëren van hoop en verwachting, het aanbieden van nieuwe leerervaringen, het opwekken van emoties als middel of motor tot verandering en ter versterking van deze nieuwe leerervaring, het bevorderen van het gevoel van competentie en het aanbieden van oefenmogelijkheden.

 

WELK PERCENTAGE VAN HET EFFECT VAN BEHANDELING WORDT DOOR UNIVERSELE FACTOREN BEPAALD ?

Ook hier zijn de meningen over verdeeld. Dit is ook wel logisch gezien het feit dat er door de jaren heen een grote scholenstrijd is geweest over welke therapie nu het beste is voor welke aandoening. Wanneer er vervolgens onderzoeken komen die aangeven dat de specifieke therapeutische techniek minder belangrijk is dan de universele factoren dan zet dat een streep door de rekening van hen die geloven in hun specifieke techniek.

De laatste jaren lijkt er een beweging op gang te zijn waarbij de overeenkomsten meer beklemtoond worden dan de verschillen. De nieuwe generatie psychotherapeuten lijkt zich meer een eclectische of integratieve houding aan te meten.

LAMBERT

Lambert deed in 1992 een metastudie en kwam met zijn inmiddels beroemde en beruchte 'Lambert-pie', een taartpunt waarin de invloed van de verschillende factoren die van invloed zijn op verandering worden weergegeven: 

 

 

Er kwam veel kritiek op deze studie, niet alleen omdat het de invloed van de specifieke therapeutische techniek maar heel laag inschat, maar ook omdat de begrippen redelijk vaag waren omschreven.

 

 

NORCROSS 

 

Norcross deed een andere metastudie in 2004 en kwam tot het volgende model van verklaarde variantie van outcome: 

 

WAMPOLD

Wampold verklaarde dat zelfs 87 % van de factoren niet verklaard kon worden. De 13 % die nog overbleven zouden factoren zijn waarop een therapeut nog invloed heeft. Die 13 % deelde hij als volgt in:

 

De discussies zijn momenteel zeer levendig en worden in diverse vakbladen gevoerd. Hoe het ook zij, helder is wel dat zowel specifieke technieken als universele factoren een belangrijk aandeel hebben in de totale outcome. Ook is helder dat er een groot deel is waar we als (psycho)therapeut geen invloed op uit kunnen oefenen.

Ook zijn de definities van de verschillende variabelen nog niet helder omschreven. Wel is er enig zicht op elementen die een rol spelen. Zo zouden motivatie, vertrouwen, hoop, de mate waarin ze steun ervaren en idealisering belangrijke cliëntvariabelen zijn. Suggestie, magie, overrreding, verleiding, warmte, empathie, betrokkenheid, directiviteit en de mate waarin de behandelaar expert is, zijn belangrijke therapeutvariabelen.

 

 

PSYCHOTHERAPY GLOBE

 

Ondergetekende heeft een poging gedaan om te komen tot een harmonieus model. In dit model wordt gepoogd de verschillende psychotherapierichtingen te zien als richtingen die allemaal gebruik maken van universele factoren en daarnaast een specifiek accent leggen langs 3 verschillende assen.

 

X-as > Lichaam - Geest:

Deze as is opgebouwd volgens het Cartesiaanse principe van scheiding tussen lichaam en geest (Res Cogitans en Res Extensa). Descartes maakte een scheiding tussen deze twee. Inmiddels weten we dat lichaam en geest zeer nauw met elkaar samenhangen en op elkaar reageren (voor een interessant boek over deze materie zie De vergissing van Descartes, een boek uit 1994 van de neuroloog Antonio Damasio). Verschillende richtingen leggen meer accent op het lichaam zoals bijvoorbeeld lichaamsgericht werken. Ook de recente neurowetenschappelijke bevindingen toegepast in bijvoorbeeld Heart Math of Neurofeedback zouden hieronder te scharen zijn. De cognitieve gedragstherapie in strikte zin zou zich dan meer toepassen op de geest in die zin dat ze zich vaak richten op cognities. Ook daar zien we bijvoorbeeld met mindfulness based cognitive therapy een beweging naar het lichamelijke toe.

 

Y-as > Ik - Systeem:

De Y-as gaat over accentverschillen binnen therapieën waarbij sommige therapieën zich meer richten op het individu en anderen meer op het systeem. Cliënt-centered therapie is een therapie die zich in eerste instantie meer op het individu of de persoon richt. Het hoofdwerk van C. Rogers heet tenslotte niet voor niks 'On becoming a person'. Dat systeemtherapie meer accent legt op het systeem staat buiten kijf, ook Gestalt-therapie kijkt verder dan het individu.

 

De Z-as > Verleden - Toekomst:

Zeker in de klassieke psycho-analyse wordt vooral gekeken hoe het verleden, en dan met name de vroege jeugd invloed heeft op het functioneren binnen het hier en nu. De Solution Focused Therapy heeft met zijn "wondervraag" en "Brief uit de toekomst' een aantal technieken in huis die juist meer nadruk leggen op hoe verder in plaats van waarom zit je nu waar je nu zit.

 

 

Het zijn allemaal accentverschillen en bij diepere analyse wordt helder dat bijna alle scholen (Psycho-analyse, Cliënt centered, Cognitieve gedragstherapie, Gestalt-therapie, Lichaamsgericht werken, Systeemtherapie etc.) elementen of deeltechnieken hebben die langs de verschillende assen zijn te groeperen. Het zijn met andere woorden accentverschillen waarbij de overeenkomsten binnen de therapieën groter lijken dan de verschillen, met als gemeenschappelijke deler de universele factoren.

Hieronder is dit weergegeven in de Psychotherapy Globe:

 

 

 

Tot slot nog een aardigheidje, een extreem voorbeeld hoe je niet moet omgaan met iemand die geen hulpvraag heeft:

Hoe moet het niet