2.5.2.2.2.1 Ongezond

Gezondheidsgedrag verdient bevordering, maar richt zich in de praktijk doorgaans op het bestrijden van ongezond gedrag, zoals: 

  1. Stress; stress of spanning is zowel een signaal van, als oorzaak voor, ongezond of riskant gedrag
  2. Roken; 35-55 jarigen en adolescenten, alsmede personen met een lagere sociaaleconomische status (SES) vormen de grootste risicogroepen. Roken draagt aanzienlijk bij aan de vroegtijdige sterfte aan hart- en vaatziekten, longaandoeningen en diverse kankers. Ook is het schadelijk voor anderen door passief roken en schade aan de ongeboren vrucht.
  3. Alcohol; van overmatig alcoholgebruik is sprake bij 3 of meer glazen per dag. Risicogroepen zijn mannen met een lagere SES en het lijkt toe te nemen bij jongeren vanaf 12 jaar. Het heeft een negatieve impact op het immuunsysteem, lever, nieren, hart en vaten, ontstaan van borstkanker, czs en stemmingsstoornissen. Ook heeft het schadelijke effecten voor anderen, voor de vruchtbaarheid, de pre- en postnatale ontwikkeling, in het verkeer, de relationele sfeer en de opvoeding.
  4. Voeding; gezonde voeding (schijf van vijf) voorkomt ziektes. Risicogroepen zijn allochtonen, personen met een lagere SES en niet zelfstandig wonende ouderen. Ongezonde voeding (teveel eten, teveel en verzadigde vetten, leidt tot overgewicht en problemen met het bewegingsapparaat en beïnvloedt welvaartsziektes: hart- en vaatziekten, osteoporose, cariës en diabetes mellitus type 2.
  5. Lichamelijke (in)activiteit.; de Nederlandse norm voor gezond bewegen is voor kinderen 1 uur en voor volwassenen een ½ uur minstens 5 dagen per week in een zeker tempo wandelen, fietsen, bewegen tijdens je werk of sporten.
  6. Ouderen en lager opgeleiden voldoen minder aan de norm. Inactiviteit verhoogt de kans op het ontstaan en beïnvloedt het beloop van hart- en vaatziekte, diabetes mellitus, osteoporose en depressie en leidt tot vervroegde mortaliteit.
  7. Risicogedrag; veel aandoeningen hebben hun oorzaak in (te) riskant gedrag, vooral op het gebied van mobiliteit (verkeer) en seksualiteit (geslachtsverkeer). Risicogroepen: jongeren waar het mobiliteit betreft, jongeren, minderheden, homoseksuelen en mensen met wisselende partners als het om seksualiteit gaat