2.1.2.2.8 Aversieve stimuli

Tot het gebruik van aversieve stimuli wordt pas overgegaan als geen enkele aanpak geholpen heeft bij het bestrijden van het probleemgedrag. Toedienen van aversieve stimuli wil zeggen dat je de persoon in kwestie een vervelende prikkel toedient als hij ongewenst gedrag vertoont. Je geeft hem bijvoorbeeld een tik op zijn vingers als hij iets doet wat niet mag of je smeert Bitex op zijn nagels zodat hij steeds wanneer hij op zijn vingers bijt een vieze smaak in zijn mond krijgt. De bekendste vorm van werken met aversieve stimuli is de elektro-aversieve therapie (zie voorbeeld).
Voorbeeld: Paul is een verstandelijk gehandicapte jongen die ernstig automutileert. Als je hem zijn gang laat gaan brengt hij zichzelf ernstige verwondingen toe. Hij heeft al eens in een onbewaakt ogenblik zichzelf een zware hersenschudding en een flinke hoofdwond bezorgd door heel hard met zijn hoofd tegen de muur te bonken. Hij krijgt dan ook bijna voortdurend 'bedverpleging', dit wil zeggen dat Paul praktisch de hele dag en nacht vastgebonden op bed ligt. Omdat de groepsleiding dit ook niet alles vindt wordt besloten bij Paul de elektro-aversieve therapie te proberen. Door op een knopje te drukken kan iemand van de groepsleiding Paul een zwak stroomstootje toedienen steeds wanneer hij aanstalten maakt om te gaan automutileren. Dit stroomstootje is niet sterker dan de schok die je krijgt wanneer je schrikdraad aanraakt. Door deze aanpak is het mogelijk om Paul weer vrij over de afdeling te laten bewegen. Hij moet wel continu door iemand in de gaten gehouden worden die indien nodig de stroomstootjes toe kan dienen om te voorkomen dat Paul gaat automutileren. Voor een aantal uren per dag is dit echter wel te regelen, en het personeel vindt het toch een verbetering dat Paul nu niet meer de hele dag op bed vastgebonden hoeft te liggen.