Geschiedenis van de PT

 

Grondvragen

Hypnotisme

Psychodynamische psychotherapie

Freud

Existentieel-Humanistische t.

Rogers

Leertheoretische/

Gedragstherapeutische t.

1.Wat is psychotherapie

Directieve geneeswijze, magisch toegepast door T, passief ondergaan door P

Heropvoeding, langdurig en moeizaam proces verwant aan zelfkennis

Typisch menselijke relatie tussen cliënt en T

Methode of techniek is minder belangrijk

Wetenschappelijk gefundeerde methode, behoort een toegepaste natuurwetenschap te zijn

2. Doelstelling

Verdwijnen van symptomen (vervangen van oude/ ongezonde ideeën door nieuwe/

gezonde)

Fundamentele persoonlijkheidsverandering door het onderzoek van onbewuste onder leiding van T, doorwerken van overdrachtsrelatie, toename inzicht in oorsprong van conflicten

Ontwikkeling van de hele persoon

Bereiken van toestand van congruentie tussen zijn ervaring en zijn zelfbeeld

Verdwijnen van symptomen, gedragsverandering.

 

Vervangen van de oude leergeschiedenis door nieuwe.

3. Werkzame factoren

Suggestie =actie van T

Idee wordt geplant

Trance van P

Doorwerken en doorleven van overdrachtsrelatie, vrije associatie techniek, droomduiding

Psychologisch contact

tussen T-C

Congruente T

Onvoorwaardelijke aanvaarding van C

Empathisch begrip

Klassieke of operante leerparadigma

‘nonpunishing audience’ = toevoeging van Skinner

4. Goede psychotherapeut

Beheerst de kunst van hypnotische techniek, is directief

Heeft zelfanalyse ondergaan

Heeft kennis van psa theorie en andere wetenschappen.

Medische kennis is NIET nodig, werkt misvormend

Heeft doelstellingen van de therapie in zichzelf gerealiseerd .

Congruent persoon door

‘experiential training’

Blijft aan zijn persoonlijke ontwikkeling werken.

Beheerst leerprincipes, heeft goede kennis van verschillende methoden en technieken

Persoonlijke relatie, persoonlijke ontwikkeling spelen ondergeschikte rol

5. Domein van psychotherapie (=aard van problemen)

Neurologisch (Charcot)

Psychologisch

( Nancy)

(Intra-)psychische problemen, grotendeels onbewust

Psychologische problemen: de innerlijke ervaring, niet het gedrag

Onaangepast gedrag en schadelijke gewoontes

6.Relatie tussen psychopathologie en indicatiestelling.

Alles wat zich leende voor psychologische behandeling: hypnose

Universele psychopathologie achter alle neuroses: onbewust onopgelost conflict (Oedipus complex problematiek)

Psychodiagnostiek is niet belangrijk

Universele psychopathologie: ‘Wie ben ik echt?’

Universeel symptoom: incongruentie/

vervreemding

Ook verzet tegen traditionele psychodiagnostiek.

Analyses van functie en betekenis van maladaptief gedrag.

Universele psychopathologie: neurotisch gedrag door ongelukgelukkige leergeschiedenis

P=patiënt, T=therapeut, C=cliënt, psa = psychoanalyse

Op dit moment lijkt de Cognitieve gedragstherapie de meest levensvatbare psychotherapeutische stroming. Waarschijnlijk dankzij de integrerende capaciteit en de openheid voor vele ’evidence based’ benaderingen. Zelfs de oosterse meditatietechnieken hebben hun plaats binnen CGT gevonden in de vorm van MBCT (Mindfulness Based Cognitive Therapy) .

En tegelijkertijd groeit weer de behoefte aan verdieping, en de experentiele dimensie van psychotherapie…..

Literatuur

Irena Burdova

 

Geschiedenis van psychotherapie

Geschiedenis van psychotherapeutisch denken is een verhaal dat duizenden jaren terug reikt. Wie overeenkomsten zoekt en de behoefte aan verbinding met gedachtegoed van zijn voorgangers zoekt, zal niet teleurgesteld zijn. Al de wereld van oude Grieken en Romeinen bezaaid lijkt met filosofen en denkers die steeds modern klinken.

Socrates (469-399) richtte zich op directe beïnvloeding (opvoeding) van een medemens door dialoog. Zijn uitgangspunt in gesprek waren concrete voorbeelden van dagelijks leven. Hij leidde zijn gesprekspartner wel tot essentiële ethische kwesties, hij wilde het verlangen naar zelfontwikkeling, zelfverbetering opwekken. Er wordt beschreven hoe hij in discussie gezondheidsproblemen van de deelnemers kon beïnvloeden. ‘Zorg voor de ziel’ en ‘Zelfkennis’ stonden centraal in zijn leer. Ook heeft hij de zorg voor de mens in zijn eenheid benadrukt, waar psychische en lichamelijke aspecten met elkaar verbonden zijn.

Sommige stoïcijnen – Helleense filosofische school – hebben zelfs consultatiepraktijk ontwikkeld voor mensen, die psychologische zorg nodig hadden, met respect tot hun individuele eigenschappen en persoonlijke psychologische en morele situatie.

L.A.Seneca (? - 65) heeft de consultaties in zijn brieven aan zijn familie, vrienden en kennissen vastgelegd. Zelfopvoeding in situaties van dagelijks leven, opvoeden van karakter, verbetering van psychische toestand – dat waren belangrijke onderwerpen van zijn traktaten (bijv. over ‘zielenrust’ en boosheid )

De laatste bekende stoïcijn, de keizer Marcus Aurelius Antonius (121-180) heeft de psychotherapeutische zorg op zichzelf gericht en tot diepe werkzame inzichten gekomen. Zijn boek ‘gesprekken met zichzelf’ leest als ervaringen van een wijze therapeut en is vol toegankelijke adviezen die hij met anderen wil delen. (Irvin D. Yalom van het antiek? )

Ondanks de warme herkenning die we bij het lezen van gedachten van deze denkers voelen, kan het misleidend zijn om met onze ogen en onze maatschappelijke achtergrond de geschiedenis te beoordelen. De voorbeelden zijn uit de gehele context van hun leven en hun maatschappij ‘gerukt’. (De oude heren zouden zich in onze interpretatie waarschijnlijk niet herkennen. ) De zorg voor het individu heeft altijd met het wereldbeeld en dus het mensenbeeld te maken, dat voor een bepaald historisch tijdperk typisch is.

Maar deze terughoudendheid betekent geen ontkenning van de rijkdom van de bronnen van het psychotherapeutisch denken. Naast de al genoemde bronnen van de Griekse en Romeinse oudheid is er de nalatenschap van het Jodendom ( de nadruk op interpretatie en duiding ), het Christendom (het idee van vergeving, verschoning, nieuwe begin, belang van relatie met een ander) filosofie van de verlichting (nadruk op kritisch en vrij denken, wetenschap) die we terug in ons psychotherapeutisch denken terug kunnen vinden etc.

Het ontstaan van de moderne psychotherapie dient in de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw gezocht te worden. De huidige psychotherapeutische scholen, methoden en benaderingen zijn terug te voeren op 4 psychotherapeutische tradities, die hun fundament in deze periode hebben. Het gaat (volgens M. van Kalmhout, 2000) om 1) het hypnotisme; 2) de psychodynamische traditie; 3) de existentieel- humanistische traditie en 4) de leertheoretische/ gedragstherapeutische traditie. Als hoofdrolspelers op het (wereld-)toneel van psychotherapie volgden ze elkaar wel chronologisch op. Ze regeerden op elkaar, voerden hevige discussies met elkaar en voegden zich in de historisch maatschappelijk context van de nieuwe deling van Europa en de wereld van het einde 19de eeuw, eerste wereld oorlog, tweede wereldoorlog, val van de Berlijnse muur; de globalisering en de informatiemaatschappij van nu .de eeuw in Frankrijk dankzij twee concurrerende scholen In Nancy als suggestologie (hoogleraar Bernheim 1840-1919) en in Parijs (onder leiding van J.M.Charcot 1835-1893). S.Freud bewonderde Charcot en onder zijn invloed veranderde zijn belangstelling in neurologie in belangstelling in psychopathologie. Hij begon zijn psychotherapeutische carrière met gebruik van hypnose bij zijn patiënten. ste eeuw beheerste. Onder invloed van de emigratie van vele intellectuelen tussen de twee wereldoorlogen van Europa naar V.S. hebben psychodynamische therapieën ook daar de grond gewonnen. De namen van Karen Horney, Franz Alexander, Henry Sullivan mogen hier genoemd worden. Psychoanalyse is in Nederland door Albert Willem van Renterghem (1846-1949) voor het eerst toegepast. Hij is door zijn collega Frederik van Eeden (1846-1932) opgevolgd nadat die zijn weerstand tegen deze- te op seksualiteit gerichte- methode heft overwonnen. Psychoanalyse betekent humanisering van de psychotherapie t.o.v. hypnotismeste eeuw neemt de synthese van de Europese existentiële traditie met de Amerikaanse humanistische traditie het stokje over. De belangrijkste vertegenwoordiger is Carl Rogers 1902-1987 met zijn Cliëntgerichte en later Persoongerichte psychotherapie. Tegen het einde van de jaren 70 begonnen humanistische psychotherapieën aan invloed te verliezen, parallel aan het afbrokkelen van de optimistische cultuur van de afgelopen 20 jaar.ste eeuw)te voldoen. Ze propageerden praktische en doelgerichte trainingsprocedures in tegenstelling tot de eindeloze therapiesessies. De psychotherapie is door hun toedoen minder elitair geworden, de toepassing van gedragstherapie is mogelijk bij mensen die minder ‘taalmachtig’ zijn zoals immigranten of verstandelijk gehandicapten. Er zijn drie stromingen ontstaan: Behavior modification van Skinner, Behavior therapy van J.Wolpe en H.J.Eysenck en kort daarna de derde: Cognitieve gedragstherapie met o.a. Albert Ellis, A.T.Beck.

1. Het hypnotisme bloeide op in de tweede helft van de 19

2. Sigmund Freud (1856-1939) is de grondlegger van psychoanalyse geworden. In zijn uitleg betekende zijn methode een grondige aanpak van de oorzaken van psychopathologie in tegenstelling tot de behandeling van symptomen door hypnose, die hij met een cosmetisch ingrijp vergelijkt. De tweede grote man van psychoanalyse Carl Gustav Jung (1875-1961) heeft zich geleidelijk verzelfstandigd en zijn richting analytische psychotherapie genoemd. Medewerkers, leerlingen en opvolgers van deze mannen hebben van psychodynamische benadering een gevarieerde stroming gemaakt die de psychotherapie in de eerste helft van de 20

3. In de jaren 60 van de 20

4. Gedragstherapie en andere directieve vormen van therapie leken beter aan behoeften van het nieuwe tijdperk (jaren 80 en 90 van de 20

Maar hoe onderscheiden zich deze 4 basistradities inhoudelijk van elkaar?

Kalmhout onderzoekt ze met behulp van 6 grondvragen: