Pleidooi voor vakmatige deskundigheid

door Maarten Vos

De Geestelijke Gezondheidszorg in Nederland is een wijds en kleurrijk landschap. De psychotherapeut vervult hier al sinds jaar en dag zijn rol. Dat doet hij in verschillende settingen binnen de zorg. Dit stuk is geschreven tegen de achtergrond van de opleiding tot psychotherapeut die ik op dit moment volg en is bedoeld als kritische blik op de attitude en kerncompetenties van de psychotherapeut binnen de Geestelijke Gezondheidszorg.
            Colijn e.a. (2009) stellen dat de psychotherapeut zich met name onderscheidt van andere GGZ-beroepen in het hanteren van de therapeutische relatie en het therapeutisch proces. Dit, naast het construeren van een consistente klinische theorie en het toepassen van therapeutische vaardigheden en methodieken. Colijn e.a. vatten dit samen onder de noemer “vakmatige deskundigheid” als onderdeel van de attitude die bij de psychotherapeut hoort. Daarmee draagt hij de verantwoordelijkheid om professioneel te zijn ten opzichte van patiënt en collega. Dit vraagt om een continue investering, daar de psychotherapeut zichzelf kan zien als instrument dat hij gebruikt in de psychotherapeutische relatie. Het gebruik van dit instrument brengt voortdurende evaluatie, ontwikkeling en onderhoud met zich mee. Daarnaast dient de psychotherapeut zich verre te houden van methodieken en doelgroepen waar hij geringe kennis van heeft en zich te richten op die methodieken en groepen waar hij daadwerkelijk voor opgeleid is (Colijn e.a., 2009).
            De kerncompetenties van de psychotherapeut zijn weergegeven in het stuk Kerncompetenties Psychotherapeut van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP) uit 2006. Daarin staan de kerncompetenties weergegeven in vijf categorieën: diagnostiek en indicatiestelling, psychotherapeutische behandeling, evaluatie van psychotherapeutische behandelingen, wetenschappelijke ontwikkeling en toetsing van psychotherapie en algemene professionele competenties. Een en ander geeft in hoofdlijnen weer aan welke eisen en verwachtingen een psychotherapeut dient te voldoen. Naast deze kerncompetenties worden vanuit de verenigingen van verschillende theoretische kaders richtlijnen en competenties aangereikt die beogen de toepassing en het gebruik van het instrument dat de psychotherapeut is, te optimaliseren. Een voorbeeld is de wijze waarop de Vereniging voor Gedragstherapie en Cognitieve Therapie (VGCt) haar doelstelling op haar website verwoordt: “De VGCt beoogt de uitoefening van de (cognitieve) gedragstherapie op wetenschappelijk en maatschappelijk verantwoorde wijze te bevorderen. Ook behartigt de vereniging de maatschappelijke en ethische belangen die voortvloeien uit de cliënt(en)-therapeut relatie.” (www.vgct.nl)
            Bovenstaande aspecten van de attitude en daarbij passende kerncompetenties van de psychotherapeut geven hem een duidelijker plaats binnen de geestelijke gezondheidszorg in het algemeen en ten opzichte van de overige disciplines in zijn team of werkveld. De praktijk blijkt echter, zoals zo vaak, niet altijd te stroken met de theorieën en visies rond dit onderwerp.
Vanuit mijn eigen ervaring als GZ-psycholoog en Klinisch Psycholoog in opleiding, word ik regelmatig geconfronteerd met krachten die het mij bemoeilijken om een dergelijk professionele houding vast te houden en het werkterrein te bewaken. Dit hangt samen met zowel interne als externe factoren. Het je beperken tot de methodieken en groepen waar je als psychotherapeut voor wordt opgeleidt is soms lastig. Er bestaat een neiging hand en span diensten te gaan leveren vanuit betrokkenheid als hulpverlener binnen een setting waarin regelmatig sprake is van een (te) hoge werklast en een gedeelde verantwoordelijkheid voor de patiënt. Dit neemt het risico met zich mee om werkzaamheden te verrichten op terreinen waarvan de kennis beperkt is of op terreinen die in essentie passen bij die van een andere discipline. Een voorbeeld hiervan is crisishulpverlening binnen een team waarbij de psychotherapeut, in plaats van een coördinerende rol te spelen, zélf op huisbezoek gaat, omdat er geen collega SPV of verpleegkundige beschikbaar is.
Daarnaast worden de grenzen van de werkvelden van disciplines opgezocht en soms overschreden. Vanuit financieel oogpunt is het bijvoorbeeld voor een instelling aantrekkelijk om het werk van een psychotherapeut over te laten aan de goedkopere GZ-psycholoog. Dit leidt mogelijk tot onderindicatie van psychotherapeutische behandelingen.
Verder blijkt dat de veelheid aan verschillende registraties waarbinnen psychologen werken (psycholoog NIP, GZ-psycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, enzovoorts) inhoudelijk onhelder zijn voor andere disciplines of soms zelfs volledig onbekend. Regelmatig wordt mij de vraag gesteld wat nu het verschil is tussen een GZ-psycholoog en een Klinisch Psycholoog. Het gebrek aan helderheid naar buiten toe, verhoogt mogelijk het risico dat andere disciplines niet optimaal gebruik kunnen maken van de deskundigheid van de psychotherapeut. Het maakt het tevens moeilijker om je als psychotherapeut duidelijk te onderscheiden van andere beroepsbeoefenaars binnen het vakgebied van psycholoog.
Hierbij dient te worden aangetekend dat de hierboven beschreven ervaringen en voorbeelden afkomstig zijn uit praktijkvoorbeelden van de auteur van dit stuk. Het kan niet worden gelezen als exemplarisch voor de hele Geestelijke Gezondheidszorg in Nederland. Dit laat onverlet dat soortgelijke ervaringen door andere collegae worden gedeeld.
            Een en ander leidt tot de vraag of het voldoende is om te volstaan met algemene uitspraken over de “vakmatige deskundigheid (Colijn e.a., 2009)” en over competenties die de psychotherapeut geacht wordt te hebben. Deze onmisbare en waardevolle attitude kan worden gezien als kompas voor alle psychotherapeuten. Echter, de verschillende werksettingen vragen om een inhoudelijke discussie over de invulling van deze attitude en het vastleggen hiervan. Een voorbeeld hiervan, zij het voor het werk van de psycholoog/GZ-psycholoog, is te vinden in het Handboek FACT van Van Veldhuizen e.a. (2008). Hierin staat helder beschreven wat de rol van de psycholoog is binnen een FACT-team op zorginhoudelijk gebied, maar ook ten opzichte van andere disciplines binnen het team. Dit kan gebruikt worden als richtlijn voor het uitoefenen van het vak van psycholoog binnen het team en maakt het voor anderen inzichtelijk wat dit inhoudt.
In het tijdperk van Diagnose Behandelcombinaties (DBC’s), zorgzwaartepakketten en marktwerking is er een neiging om het accent te leggen op behandelmethodieken en dit te kunnen verantwoorden naar de maatschappij vanuit wetenschappelijk en economisch oogpunt. Dit leidt onder andere tot de ontwikkeling van behandelrichtlijnen bij verschillende diagnoses en behandelprotocollen. Er is veel te zeggen vóór een dergelijke ontwikkeling. Mijns inziens is het voor de ontwikkeling van het vak van psychotherapeut daarnaast belangrijk om zijn vakmatige deskundigheid nader te specificeren binnen de verschillende werkvelden waarin hij werkzaam is. Want juist in zijn attitude onderscheidt de psychotherapeut zich als discipline binnen de Geestelijke Gezondheidszorg.