Modeziektes

 

[door Gebrig Versteegen]
`           Onder modeziekte wordt een schijnbaar tijdgebonden pathologisch klachtenpatroon verstaan, waarvoor vaak geen eenduidige diagnose gesteld kan worden. Een van de problemen bij het begrip modeziekte is dat nader (medisch) onderzoek geen aanwijsbare oorzaken aan het licht brengt.
Een oud voorbeeld van een modeziekte die meer dan eens in de geschiedenis opdook, is hysterie. Oorspronkelijk betekende dit dat vrouwen last hadden van een opstandige baarmoeder. De eerste die het woord hysterie gebruikte was Hippocrates. Hij beschreef hiermee de onregelmatige bloedstroom bij vrouwen van de uterus naar de hersenen. (Hustera Grieks: baarmoeder). Doorgaans wordt met het woord hysterie een psychische aandoening of een gemoedstoestand aangeduid. Meestal wordt het verlies van de zelfbeheersing bedoeld of een ernstige vorm van angst. Het is tegenwoordig meer een algemene term en wordt niet gebruikt voor een specifiek ziektebeeld (Wikipedia).
Railway spine is een diagnose voor posttraumatische symptomen van passagiers die betrokken waren geweest bij een treinongeval, je zou kunnen zeggen een voorloper van het whiplash syndroom. In 1867 werd dit syndroom voor het eerst beschreven door Erichsen.
In de twintigste eeuw waren modeziektes onder andere chlorose (bleekzucht; te kort aan rode bloedlichaampjes) en minimal brain damage. Dit laatste beeld gaf een verklaring aan drukke kinderen. Die zouden bij de geboorte een lichte hersenbeschadiging hebben gekregen. Tegenwoordig worden kinderen met dit soort verschijnselen gediagnosticeerd met ADHD.
Of deze moderne diagnoses daadwerkelijk modeziekten zijn is niet wetenschappelijk onderzocht. Ook worden er in de medische literatuur andere oorzaken genoemd voor het toenemen van het aantal gevallen. Volgens Hyde is de toename van het aantal patiënten met ME (myalgische encefalomyelitis), waar CVS een werkdiagnose voor is, uit het terugdringen van polio.
In het rijtje van huidige mode ziekten worden genoemd: AAS; (alien abduction syndrome (in de Verenigde Staten), waarbij personen last hebben van de gedachte dat ze door aliens ontvoerd zouden worden); postnatale depressie; whiplash; bekkeninstabiliteit; RSI (repetitive strain injury); CVS (chronisch vermoeidheidssyndroom); Fibromyalgie; Burn out en de “nieuwste” KISS-syndroom (Kopgewrichten Invloed bij Stoornissen in de Symmetrie). Een"huilbaby” bijvoorbeeld, is mogelijk een gevolg van pijnlijke en geblokkeerde bovenste nekgewrichtjes. Het zou een klemming ter hoogte van de halswervels betreffen, die vele gevolgen heeft voor de patiënt. Het is veelal een gevolg van de geboorte (bv. bij gebruik van de zuigklok of tang, of ook bij een bevalling via keizersnede). Burn-out is een goed voorbeeld van een probleem dat mede door de maatschappelijke context lijkt te zijn ontstaan en misschien ook voor een deel in stand gehouden wordt. Het is opmerkelijk dat burn-out, werkgerelateerde mentale uitputting, in Nederland meestal als een ernstige aandoening wordt beschouwd, terwijl dat in veel andere landen heel anders ligt. Want hoewel betrokkenen burn-out vaak als een aandoening zien – in Nederland ‘heb’ je een burnout – gaat het veeleer om sterke vermoeidheid door overbelasting en door weerstand tegen het werk dat men doet. Geen eindstation maar een probleem van voorbijgaande aard.
 
 
De modeziekten brengen ons bij de discussies die in de media regelmatig te zien met bijv. de gyneacoloog Renckens (voorzitter van de Vereniging tegen de Kwakzalverij ), psycholoog Buunk en Van Houdenhoven en Koerselmans (psychiaters). Volgens Buunk zijn de modeziektes een taboe en zitten we er vreselijk mee in onze maag. Het zou gaan om symptoomfocus (verrek dat heb ik ook!) of somatische attributie en sociale vergelijking.De zelfinvalidering die zo ontstaat is gigantisch, verkijk je daar niet op. Je ziet vervolgens dat mensen echte beroepszieken worden: ze stichten een vereniging rond hun ziekte, zetten een website over hun ziekte op – daar hebben ze kennelijk wél de fut voor. En je krijgt het groepsdenken: wij, zieken, tegenover hun; en wie niet vóór is, is tegen ons – heel militant.” (Interview met Buunk, Volkskrant 2005)
Zo ontstaat een impasse die grotendeels toe te schrijven is aan het dualistisch denken (Van Houdenhoven, 1998).
 
In our opinion it is more appropriate to consider the therapeutic domain creating the context of a disorder in the way it is now recognized in and by the individual patient” (Hazemeijer en Rasker, 2003).