Meestertherapeuten geloven in hun eigen therapie

[door Fiona Willgeroth]
Zoals hierboven beschreven, wordt het geven van een rationale -een logische verklaring voor de klachten van de cliënt- als een van de universele therapiefactoren gezien (Frank en Frank, 1992). Kort gezegd is de redenering dat een cliënt gedemoraliseerd is geraakt en geen uitweg meer ziet. Een logische verklaring biedt aanknopingspunten voor behandeling en biedt daarmee hoop op genezing. Ook uit een overzichtsartikel van Lambert (1992) blijkt dat een gedeelte van het psychotherapie effect gestoeld is op de geloofwaardigheid van de psychotherapie, de verwachting die bij de cliënt wordt gewekt. Het lijkt aannemelijk dat een therapeut en de therapie geloofwaardiger worden naarmate de therapeut er zelf meer in gelooft. Inderdaad vinden Shapiro en Shapiro (1997) dat universele therapiefactoren (door hen aangeduid als 'placebo-effecten') een grotere kans van slagen hebben wanneer (onder andere) de behandelaar gelooft in het 'middel'.
            Anderzijds draagt een sterk geloof in de effectiviteit van een specifieke behandeling het risico in zich van eenzijdigheid. Dit kan tot gevolg hebben dat wezenlijke processen in de psychotherapie, die geen belangrijke rol spelen in de eigen richting, gebagatelliseerd worden (Trijsburg, 2003). Zoals het geval lijkt in het volgende fragment:
http://www.youtube.com/watch?v=B94AziI04lk
Mogelijk ook is niet zozeer het geloof in de eigen therapie van belang, als wel het geloof in de therapeutische alliantie. Dit is een van de eigenschappen die gevonden werd in een onderzoek naar kenmerkende eigenschappen van meestertherapeuten (Jennings en Skovholt, 1999). Naast geloof in de therapeutische alliantie werden de volgende eigenschappen genoemd: leergierigheid; gebruik maken van opgebouwde ervaring; cognitieve complexiteit en ambiguiteit waarderen; emotioneel ontvankelijk zijn; geestelijk gezond en volwassen zijn en aandacht besteden aan het eigen emotionele welzijn; weten hoe de eigen emotionele gezondheid het werk beïnvloedt; over sterke relationele vaardigheden beschikken en expert zijn in het toepassen van uitzonderlijke relationele vaardigheden in de therapie. Als deze therapeut het er levend van afbrengt, zou hij, lijkt me tot deze categorie behoren. Weer een ander gezichtspunt wordt verkregen vanuit onderzoeken naar placebo effecten in de medische sector. Niet-werkzame pillen of operaties leiden geregeld toch tot positieve resultaten. Een voorbeeld is een snee in de borsthuid als alternatief voor een bypassoperatie, welke tot verbeteringen leidt in subjectieve hartklachten, maar ook op objectieve parameters zoals het elektrocardiogram (Milders, 2001). Dit geeft een sterke relativering van het belang van het geloof van de therapeut in de behandeling.