Gesprek met S. Colijn

 

Gedurende de module universele factoren, kwamen twee kwesties steeds terug in de discussies in onze tutorgroep, namelijk de onzekerheid die wij allen voelen nu we aan het begin staan van een nieuw vak en de behoefte aan duidelijkheid, richtlijnen hierbij. Wij vonden Sjoerd Colijn bereid om onze vragen hierover te beantwoorden. Wat een kort interview had moeten worden, werd een privé-college, waarvan wij hier kort verslag doen.
 
Allereerst komen we in gesprek over de onzekerheid die wij als beginnend psychotherapeuten ervaren. We voelen ons bewust onbekwaam. Om het beroep van psychotherapeut hangt iets magisch, iets ongrijpbaars. Wanneer we dit idee met Sjoerd Colijn delen geeft hij aan deze vraag geregeld te horen van psychotherapeuten in opleiding. Hij vergelijkt het worden van een psychotherapeut met het leren besturen van een auto. Als je het nog niet kan is het iets magisch, iets waarvan je denkt dat je het nooit onder de knie zal krijgen. En dan opeens is er een moment dat je gewoon kan autorijden en is de magie er af. De magie kan je dan weer herontdekken wanneer je zelf rijles gaat geven, dan wordt men zich weer bewust van de wonderen van het autorijden. Volgens Colijn gaat het ook zo met de worden van een psychotherapeut. Je leert het door te oefenen en het gewoon te doen en op een dag merk je dat je het gewoon kan en is het mysterie doorbroken en wordt het de gewoonste zaak van de wereld.
Volgens Colijn bezitten veel opleidelingen al de mogelijkheden om psychotherapie te geven en draait het worden van een goede psychotherapeut om de X-factor. De meeste mensen die voor de opleiding kiezen hebben al een natuurlijke interpersoonlijke sensitiviteit. Niet zelden zijn het geparentificeerde kinderen die uiteindelijk psychotherapeuten worden. Tijdens de psychotherapie opleiding leert men wat ze nou eigenlijk vaak onbewust al doen met hun cliënten. Hierdoor leert men de interventies een naam te geven en intentioneler inzetten. Hierdoor komt ordening in de behandeling en ga je meer methodisch werken. Dit versterkt uiteindelijk het gevoel van zekerheid, na een weg vol onzekerheden en teleurstellingen tijdens de opleiding.
Als voorbeeld om zijn woorden bij te zetten stelt Colijn het volgende. “Wij werken vaak met zeer moeilijke mensen, waarvan maar weinig mensen het kunnen verdragen het lang uit te houden bij de persoon. Dat een psychotherapeut het dus 45 minuten uithoudt bij zo’n moeilijke cliënt is eigenlijk al heel bijzonder en al heel veel, bijvoorbeeld van de hechtingsrelaties en object-constantie. Soms is het dus heel basaal wat je in een psychotherapie doet, maar is het wel van wezenlijk belang voor de patiënt. Het kunnen uithouden bij een patiënt is een heel bijzondere en noodzakelijke voorwaarde voor psychotherapie”.
Gaandeweg het gesprek komen we op het onderwerp ethische dilemma’s in psychotherapie. We bespreken een aantal casussen en hebben het over thema’s als doorbreken van het beroepsgeheim door bijvoorbeeld het doen van aangifte tegen een patiënt. Colijn stelt dat het eigenlijk niet goed is dat psychotherapeuten voor deze dilemma’s worden gesteld. Instellingen zouden dit door middel van goede protocollen beter moeten vast leggen en de behandelaars beschermen. Helaas is dit vaak niet de praktijk. Colijn geeft als advies om vooral niet alleen met lastige zaken te worstelen, maar ze uitgebreid te bespreken met betrouwbare collega’s. Een antwoord op de door ons ingebrachte dilemma’s heeft hij niet. “We proberen met zijn allen een illusie van duidelijkheid te creëren voor zaken waarover geen volstrekte duidelijkheid gegeven kan worden. Deze illusie hebben we echter nodig om te functioneren in de maatschappij”.