Therapeutische relatie

Empathie 

Bron: www.psycholoogmetkarakter.nl

 

Inleiding

In tegenstelling tot andere belangrijke begrippen binnen de psychotherapie, zoals ‘congruentie’, is empathie in zijn algemeenheid een bekend begrip. De meeste mensen weten wat er met ‘empathie’ bedoeld wordt en men kan in het algemeen wel iemand noemen die als weinig of juist als erg empathisch wordt ervaren. In de volksmond wordt ‘empathie’ vaak gedefinieerd als ‘het vermogen om je in te leven in een ander’. Redeneert iemand bijvoorbeeld alleen maar vanuit zijn eigen perspectief, of geeft hij of zij weinig blijk van medeleven bij ingrijpende gebeurtenissen, dan wordt iemand al snel als ‘weinig empathisch’ ervaren. Opvallend is ook dat de meeste mensen deze personen vaak als ‘minder aardig’ of ‘minder makkelijk in het contact’ ervaren. Is iemand juist erg begaan met anderen, toont iemand dus relatief meer empathie, dan wordt die persoon vaak als ‘prettig’, ‘warm’ en ‘plezierig in de omgang’ ervaren. Empathie lijkt dus een belangrijke factor te zijn bij het aangaan en kunnen onderhouden van onze contacten. Je zou kunnen zeggen dat empathie als het ware de ‘lijm’ is tussen mensen.

 

Wat is empathie

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat ‘empathie’ een belangrijk onderdeel is bij het tot stand brengen van een goede therapeutische relatie. Binnen de cliëntgerichte therapie wordt ‘empathie’ zelfs als één van de drie basiselementen van de therapeutische grondhouding genoemd. Om zicht te krijgen op het werkzame bestandsdeel van empathie binnen de therapeutische relatie volgt hieronder eerst een korte, wetenschappelijke uiteenzetting van zowel het begrip ‘empathie’ als de ontwikkeling van empathie.

Dr. G.J. Vreeke (1999) geeft in een artikel naar aanleiding van een presentatie over morele ontwikkeling en empathie het volgende overzicht:

‘Volgens Eisenberg, een toonaangevend empathie onderzoekster, is empathie een kwestie van het delen van gevoelens, althans wanneer deze optreden als gevolg van het waarnemen en/of begrijpen van de gevoelens van anderen (cf. Eisenberg & Fabes, 1991). Er is dus sprake van empathie, volgens deze visie, wanneer een persoon het verdriet van een ander waarneemt en/of zich inleeft in de situatie van die ander en als gevolg hiervan ook verdriet voelt.

Eisenberg maakt een scherp onderscheid tussen empathie en sympathie. Wie de gevoelens van een ander mee-ervaart, is daarom nog niet begaan met zijn of haar lot. Volgens Eisenberg is ook niet zo dat het delen van gevoelens noodzakelijkerwijs aanzet tot prosociaal gedrag. Je kunt het verdriet van een ander delen, zonder de behoefte te ervaren om de ander te troosten of bij te staan. Haar inziens wordt de relatie tussen empathie en prosociaal gedrag ook bepaald door andere factoren, die min of meer los staan van empathische vermogens. Zij wijst dan op het vermogen tot het controleren van de eigen emoties, op de rol van de sociale context, en op de rol van het oordeel dat men heeft over de situatie. Meevoelen met het verdriet van de ander, bijvoorbeeld, kan zo pijnlijk zijn dat je de ander in het vervolg het liefst mijdt. Ook is het mogelijk dat je wel meevoelt met het verdriet van een naaste, maar dat je dit eigenlijk maar 'zwak' van jezelf vindt en je om die reden niet begaan toont met de ander.

Andere belangrijke onderzoekers op dit gebied, zoals Batson en Zahn-Waxler, hanteren een ruimer en daardoor ook wezenlijk ander begrip van empathie. Naar hun idee omvat empathie niet alleen gedeelde gevoelens, maar kenmerkt empathie zich vooral door gevoelens van medelijden, zorg en sympathie. Het empathische kind is niet (alleen) het kind dat de gevoelens van verdriet of pijn van een ander overneemt (en dus gedeelde gevoelens ervaart), maar vooral het kind dat medelijden toont en poogt de ander te troosten. Empathie is volgens deze visie dus niet in de eerste plaats een kwestie van gedeelde gevoelens, maar van responsiviteit, van het begaan zijn met de pijn of het verdriet van de ander.

Genoemde onderzoekers verschillen dus als het gaat om de aard van de affectieve component van empathie. Zij delen echter de visie dat empathie gebaseerd moet zijn op begrip van de (situatie van de) ander en gaan er allen vanuit dat dit begrip zich ontwikkeld.’.

Hoe ontstaat empathie?

Vreeke beschrijft in zijn artikel de ontwikkeling van de cognitieve component van empathie. De volgende drie fasen in de ontwikkeling van de cognitieve component van empathie worden gemeenzaam onderscheiden (vgl. Hoffman, 1987).

Fase 0. Als voorloper van empathie wordt wel gewezen op zuiver affectieve fenomenen, zoals reactief huilen. Zeer jonge kinderen - 1 dag oud - blijken op het huilen van andere kinderen te reageren, door mee te huilen (cf. Sagi & Hoffman, 1976). Zeer jonge kinderen hebben nog geen besef van de ervaringen van anderen. Deze vorm van empathie moet derhalve verklaard worden uit het vermogen van jonge kinderen om zonder tussenkomst van conceptualiseringen, dus louter op grond van zintuiglijke waarneming (een ander kind horen huilen) analoog te reageren.

Fase 1. De cognities die de centraal staan in de eerste fase van empathie, worden gevormd door het eigen begrip van situaties. Als kinderen waarnemen dat een ander haar hoofd aan de openstaande deur van het keukenkastje stoot, dan ervaren zij - louter door dit waarnemen - iets van de schrik die ze zelf zouden ervaren wanneer ze hun hoofd zouden stoten. Later is het feitelijk waarnemen van een emotionele gebeurtenis niet meer nodig. Wanneer kinderen vernemen dat een ander haar hoofd heeft gestoten, kunnen ze met haar meevoelen, bijvoorbeeld door herinneringen boven te halen aan een vergelijkbare gebeurtenis, of door zich die situatie levendig voor te stellen (cf. Nichols e.a., 1996). Maar ook dan blijft het eigen begrip van de situatie centraal staan.

Fase 2. Een belangrijke ontwikkeling in empathische vermogens vindt plaats wanneer kinderen leren het eigensoortig perspectief van anderen op de werkelijkheid te verdisconteren. Zij moeten dan een onderscheid aanbrengen in de wijze waarop zij zelf een situatie ervaren en de wijze waarop een ander een situatie ervaart. Volgens sommige auteurs moet het kind daartoe metarepresentaties kunnen vormen. Zij moet kunnen begrijpen (representeren) hoe anderen de werkelijkheid begrijpen (representeren), dus representaties kunnen vormen van de representaties van anderen (= metarepresentaties). Meeleven met iemand die bang is voor spinnen - als je dat zelf niet bent - impliceert beseffen dat een ander spinnen ervaart als enge beesten en dus bang zal zijn als zij een spin ziet. Anderen spreken in dit verband liever over het vermogen tot transformatie (cf. Gordon, 1996). Empathie impliceert dat een persoon zich de situatie van de ander moet kunnen meebeleven, als ware zij de ander. Daartoe moet zij de voor een bepaalde situatie relevante wensen, voorkeuren en overtuigingen van de ander overnemen. Empathisch reageren op iemand die bang is voor spinnen houdt dan in dat een eigen angst - bijvoorbeeld voor slangen - transformeert tot angst voor spinnen en aldus de ervaring van iemand kan delen die bang is voor spinnen.’.

‘Empathie’ ontstaat dus al vroeg in de ontwikkeling en lijkt een aantal fasen door te maken, aldus de auteurs van bovenstaand stuk.

Wat zijn nu de mechanismen in ons brein die ten grondslag liggen aan empathie? Eén van de belangrijkste onderliggende mechanismen van empathie lijkt gelegen in een specifiek deel van onze hersenen, gecentreerd in de cortex; de insula. Daar bevinden zich de zogenaamde ‘spiegel-neuronen’. Bij toeval ontdekten een aantal Italiaanse onderzoekers ongeveer 15 jaar geleden dat er bij apen geen onderscheid was tussen actieve neuronen bij dieren die een actie uitvoerden en actieve neuronen bij dieren die slechts naar die actie keken. In hun hersenen werd dus de actie van de ander als het ware geïmiteerd. Ook mensen blijken over spiegelneuronen te beschikken en het lijkt er sterk op dat deze spiegelneuronen, naast andere cognitieve mechanismen, betrokken zijn bij het empathie. Hieronder volgt een korte uitleg uit een artikel over spiegelneuronen op de site ‘kennislink’: 

‘..Maar spiegelneuronen doen meer dan je in je hoofd mee laten voetballen. Ze zorgen er ook voor dat je in sociale situaties zoals een gesprek iemands gezichtsuitdrukkingen en lichaamshouding imiteert. Dit ‘meebewegen’ heeft een sociale functie: door elkaar na te doen versterken we de sociale band en kunnen we ons beter inleven in een ander. Dat komt omdat in ons hoofd de gevoelens en beleving van de ander letterlijk wordt weerspiegeld. Spiegelneuronen maken ons dus empathisch.

Daarnaast zijn spiegelneuronen ook nog eens heel handig bij sociale interactie. Nijmeegse onderzoekers ontdekten onlangs dat dezelfde hersencellen die actief worden bij het imiteren nóg actiever worden als we iemands gedrag moeten aanvullen. We zijn dus – dankzij onze spiegelneuronen – nog beter in het reageren op dan in het  na-apen van anderen.’.

Empathie en de therapeutische relatie

Na deze korte uiteenzetting over het ontstaan van empathie en de onderliggende mechanismen terug naar empathie als onderdeel van de therapeutische relatie. De definitie van Batson en Zahn- Waxler, uit het eerste deel van het artikel van Vreeke, lijkt het beste aan te sluiten bij het begrip ‘empathie’ zoals dat bedoeld wordt binnen de therapeutische relatie. Niet slechts het delen en meevoelen met gevoelens is van belang, maar ook het begaan zijn met de ander en de ander willen begrijpen. Empathie in de therapeutische relatie gaat dus over ‘je inleven’ (de emotionele component van empathie), ‘de ander begrijpen’ (de cognitieve component) en daar passend op reageren. Empathie maakt dat er verdieping in het contact ontstaat; dat de cliënt zich gezien en begrepen voelt en dus de relatie langzaamaan als veilig gaat ervaren. Hieronder volgt een kort fragment uit ‘De Therapeut’ van Irvin D. Yalom waarin de verschillende componenten van empathie voorkomen, zij het niet heel uitgesproken,.

‘Ik laat het tot me doordringen wat hij allemaal zegt en hoe wanhopig en kwaad hij daaronder is. Er zijn heel wat ingangen om verder te gaan…….’ja’ zeg ik tenslotte, ‘dat zijn inderdaad zware lasten. Daar rekent natuurlijk geen mens op. En nu zit jij er maar mooi mee, niemand die het kan overnemen. Je moet het maar kunnen.’ (uit: Psychologische patiëntenzorg in de oncologie, de Haes et al. 2001). Om zicht te geven op de kracht van empathie binnen de therapeutische relatie, geeft Irvin D. Yalom nog een mooie demonstratie van een empathische grondhouding op youtube (http://www.youtube.com/watch?v=73wVVNrDI4I Irvin D. Yalom ‘gift of therapy, video’). 

 

Empathische interventies

 -parafraseren;

-gevoelsreflectie;

-doorvragen;

-empathisch gissen

 

Concluderend kan gezegd worden dat empathie binnen de therapeutische relatie maakt dat de ander zich gezien, begrepen en serieus genomen voelt. Het maakt het contact veilig en zet de ander binnen een therapie aan tot het exploreren van zijn eigen gevoelens en gedachten. Het effent de weg als het ware voor de behandeling. Of is het zelfs een deel van de behandeling?

 

Shila Nauta

 

Interessante links: 

http://www.psychologiemagazine.nl/web/Test-uzelf/Tests-Persoonlijkheid/Test-Empathie.htm test empathie

http://www.intermediair.nl/artikel.jsp?id=678150 spiegelneuronen

www.kennislink.nl/publicaties/zien-is-voelen spiegelneuronen

www.interdisciplines.org spiegelneuronen

http://www.youtube.com/watch?v=73wVVNrDI4I Irvin D. Yalom ‘gift of therapy, video’

 

Er zijn een aantal specifieke therapeutische interventies die gericht zijn op het uitdrukken van empathie.